DEMENTITA
Proevertje
Duur: 2 minuten
Auteur en verteller:
TootEen minuscuul modern sprookje over verlangen, oud worden, ziekte en sterven
Dementita werkte in het circus in haar jonge jaren. Zij kon fantastische sprongen maken, en buitelingen, en flikflakken, en trapezeoefeningen hoog in de nok van de circustent. Zij droomde ervan om zo licht als een vogeltje te zijn zodat ze kon vliegen. En nu... nu wàs zij licht, vederlicht. Als ze bij tijd en wijle op de weegschaal moest staan, keek de dokter perplex naar de lage cijfertjes op het scherm.
Zo dacht Dementita dat eindelijk het grote moment gekomen was. Nu kon ze vliegen! Ze ging stiekempjes terug naar het circus en klom met een touwladdertje tot helemaal boven in de tent. Ze spreidde haar armen als machtige vleugels, keek verheugd in het rond, ademde eens heel, heel diep... en sprong.
Zeven sterke, sneeuwwitte ganzen vingen haar op en droegen haar weg naar hoog in de lucht, ergens ver achter de wolken, dichtbij de zon. Nog nooit had Dementita zo'n mooie sprong gemaakt en nog nooit was zij zo gelukkig geweest.
DE MEESTER
Proevertje
Duur: 5 min. en 30 sec.Auteur: Barst - verteller: TootEen vertelling over authenticiteit en verbondenheid in een klas
Elke dag neemt hij de tram. Hij gaat
naar zijn school, naar zijn klas. Zoals elke meester wil hij verhalen
vertellen. Grote verhalen over geschiedenis, aardrijkskunde of biologie.
Verhalen over mensen en dingen.
Verhalen over dingen die je echt wel
moet weten. Dingen die meer te maken hebben met schoonheid en traagheid.
Verhalen die kracht of troost geven. Verhalen die iets wakker maken en in
beweging zetten. Verhalen die zich vastzetten. Ook jaren nadat je ze voor het
eerst hoorde.
Elke dag neemt hij de tram. Hij gaat naar zijn school, naar zijn klas.
Soms vergist hij zich van halte en moet dan een gans stuk terug.
Met een lege boekentas gaat hij naar
school. Want de verhalen die hij wil vertellen zitten in zijn hoofd. De verhalen
staan te popelen om uitgesproken te worden. Ze dringen als jonge lammeren naar
de uitgang en duwen om eruit te mogen. Maar elk verhaal op zijn juiste tijd.
Elk verhaal op zijn tijd.
Sommige verhalen worden niet groot, maar
blijven stilletjes liggen. Ze hebben nog niet de rijpheid om naar buiten te
komen. Dat is zo. Andere verhalen zijn zo klein en fijn dat ze er uit zijn nog
voor het de bedoeling was. Het is een leuke mengeling van verhalen in het hoofd
van de meester. Soms hangt er een verhaaltje te springen en dat zie je aan zijn
stille glimlach. Dan draaien de ogen en oren in de richting van het verhaal.
Elke dag laat hij zijn kinderen groeien
in rekenen, taal, sport en vaardigheden, maar het grote moment van de dag is het
moment dat er een verhaal wordt verteld. Dan gaan alle kinderen in een hoek
zitten. Hun schoenen netjes tegen elkaar, hun armen op hun benen. Er is dan
geroezemoes omdat iedereen een lekker plaatsje wil. Ze weten dat er een
verhaaltje zit aan te komen.
Meestal al bij de tweede zin hangt er
een warme luistersfeer. Zo eentje waar je voelt dat er een groep zit te
luisteren naar een verhaal met een volle bodem.
Maar vandaag? Vandaag niet. Vandaag geen
verhaal.
De meester was het niet vergeten. Nee,
hij wist heel goed welk verhaal hij zou vertellen. Het hele verhaal stond klaar
in zijn hoofd. Maar vandaag niet. Hij wilde vertellen, maar het ging niet.
Enkele enthousiaste kinderen hadden al gevraagd waar het verhaal van vandaag
over zou gaan. Maar het bleef weg.
Er werd ijverig verder gewerkt. Ze wilden
het verhaal zo graag horen en misschien kwam het omdat hun taak niet af was?
Maar daarin had de meester hen gerustgesteld! Hun taken waren goed, zelfs beter
dan anders. Waarschijnlijk omdat ze extra hun best deden om toch maar hun
verhaaltje uit het hoofd van de meester te ontfutselen.
Maar vandaag niet. Vandaag kwam het
verhaaltje niet.
Er hing een zweem van zorg in de lucht.
De kinderen zaten op hun honger... Ze keken elkaar aan en voelden ook dat het
niet snor zat bij de meester. Er was begrip. Zonder woorden begrepen ze de
meester op één of andere manier. Zonder dat er werd gesproken over het
wegblijven van het verhaal.
De werkijver in de klas was opperbest.
'Ik moet jullie iets vertellen.' Alle
kinderen lieten hun pennen liggen. Je voelde dat hij iets wilde vertellen. Een
ander verhaal dan gewoonlijk. Dieper. Niet in een kring zoals gewoonlijk.
Hij bleef achter zijn lessenaar zitten,
legde zijn hoofd in zijn handen en steunde met zijn armen over zijn stapels te
verbeteren werk. Hij keek voor zich uit, zijn mond lichtjes scheefgeduwd,
zonder een bek te willen trekken.
Er rolde een dikke traan over zijn wang.
Traag in zijn baard.
De klas werd muisstil. Alle gekende
schoolgeluiden leken op te gaan in die traan. De tijd leek te stokken terwijl
je de klok stilletjes hoorde tikken. De tijd bleef even hangen. De zon scheen
helder, ze straalde, de lucht was knalblauw. En dat deed zijn traan enigszins
verzachten.
Sommige kinderen haalden hun schouders
op, wapperden hun handen in de lucht, keken naar elkaar, vroegen met hun ogen:
'Wat moeten we doen?' Sommige kinderen dachten de meester te moeten troosten.
Sommigen lieten zelf een traan. Niet omdat ze verdrietig waren maar gewoon
omdat die gewoon ontstond.
Andere kinderen haakten af, konden het
niet plaatsen en werkten verder. Maar er was enigszins wel een warme
samenhorige sfeer die je soms kan voelen in een fijne groep.
Ondertussen was de meester rechtgestaan.
Hij veegde het bord af. Legde enkele papieren goed. Sloot de computer af. Gaf
de planten water. Deed de zonwering lager.
De sfeer bleef ingetogen en warm. Gewoon
omdat dit het verhaal zou zijn voor vandaag. De traan.
Je zou verwachten dat er nog veel
woorden zouden vloeien. Maar dat hoefde niet. Iedereen begreep de traan. Ze
hoefden de meester niet te verstaan, maar de traan bleef hangen.
Zelfs levenslang! Want nog steeds geven
deze kinderen van die klas hem een hand als ze hun meester ontmoeten. Dit
verhaal is bijgebleven.
DE SOEPSTEEN
Proevertje
Duur: 3 min. en 20 sec.Auteur (naar een oud Iers volksverhaal) en verteller: Toot Een kort verhaal over niks bezitten en toch kunnen proeven van overvloed
Het gebeurde in tijden van hongersnood. Er heerste grote armoede in het land. Het was op een grillige koude dag in de herfst. Een eenzame pelgrim op doorreis worstelde met de gure wind en werd gekweld door honger en kou. Hij was doodop en klopte aan bij een hoeve waar hij langs moest gaan. Uit pure armoe zat zich daar een hele groep buren te warmen bij hetzelfde vuur. De pelgrim besefte dat hij aan deze mensen geen voedsel kon vragen. Maar hij kreeg een plaatsje te midden van hen en was blij met de warmte die hij vond. Ook het gezelschap van deze lotgenoten deed hem deugd. Zo zat hij daar dan... in gedachten verzonken.
De pelgrim was een man van de geest. Plots kwam hij overeind en stelde voor om een grote pot soep te koken. Alle aanwezigen keken stomverbaasd op. Wat haalde die in zijn hoofd! Ze hadden immers niks, waarvan moesten ze dan soep bereiden? Wat is daar niet allemaal voor nodig! Maar de reiziger bleef kalm en verzekerde dat het in orde kwam. Al wat hij nodig had, was water.
Oké dan maar. Ze haalden een grote ketel met water en hingen die boven het vuur. Toen viste de man een steen uit zijn zak en legde die heel voorzichtig erbij in de pot. 'Het is niet zomaar een steen,' zei hij vlug toen hij al die vragende blikken zag, 'het is een soepsteen.'
De minuten verstreken. Vol spanning nu keek iedereen toe. 'De soep kan wat kruiden gebruiken,' zei de man na een tijd. Er was nog wat zout in huis, en een buurvrouw had een blaadje laurier en wat Spaanse peper, en ging het halen. Daarna was het weer geduldig wachten geblazen. 'Een beetje vet zou geen kwaad kunnen,' sprak de man opnieuw. Iemand herinnerde zich dat hij in de kelder nog wat soepvlees had staan. 'Ze zou wat gebonden moeten worden,' zei de pelgrim nog. In de voortuin had hij een verkommerde aardappelplant gezien. Hopla! De patatjes gingen erbij in de pot.
'Wat zou je denken van een paar worteltjes?', vroeg iemand toen plots. Een ander dacht er net aan dat hij ergens nog een paar rapen had verstopt. En weer een ander kwam met een struikje prei voor de dag. Ook haalde iemand een knolletje selder en een handjevol bonen tevoorschijn. En het verdween allemaal in de ketel boven het vuur.
Al snel was de hoeve gevuld met heerlijk geurende dampen. Gretig smulde de groep van de soep. Wat was dat een genot! Ze aten ervan in overvloed en zelfs de graatmagere hond likte er een kommetje van leeg.
Voldaan maakte de pelgrim aanstalten om te vertrekken, maar iemand riep luid: 'Vergeet je soepsteen niet!' 'Hou die maar,' antwoordde de man, 'je kunt er nog honderden keren soep van koken, als je maar net hetzelfde doet als wat wij vandaag samen hebben gedaan.'